Sjaak Gommans was bij de familie Kleeven (De Krier). Zijn moeder hielp met koken en daar waren de gastouders heel blij mee. Sjaak ging met Karel Achten en Jeu Duijf op een keer naar de oom van Karel om een praatje te maken.
Hij schrijft: In de verte zagen wij een konvooi aankomen, maar we wisten niet wat er aan de hand was. Ineens zei iemand, dat we moesten wegrennen. Een kuil in een bietenveld was te ondiep om ons in te verbergen. Dus renden we naar de bosjes. Een Duitse militair riep: “Halt stehen bleiben, oder wir schieszen”.
Met Karel Achten en Jeu Duijf mocht hij nog wel een deken en brood halen. Hij had ook nog meegenomen een hemd, twee borstrokken, een handdoek en een paar schoenen, die Karel maar aantrok. Ontsnappen kon niet, want voor en achter het huis stond een Duitse soldaat. Ook Frans Lenssen (?) was erbij. In Arcen kregen ze nog van een vrouw een briefje mee met een adres in Kevelaer. Dat briefje is Sjaak kwijt geraakt. Hij kwam uiteindelijk terecht in Langerfeld.
Toon Fleurkens en Lowie Rutten waren hout aan het sprokkelen toen plotseling de Duitsers opdoken. Ze moesten hun leeftijd zeggen, waarop Lowie te horen kreeg, dat hij te jong was. Toon en oom Hein Goumans moesten mee. Tante To Goumans-Falize protesteerde heftig omdat ze hoog zwanger was, maar vergeefs. Haar man moest mee. Lowie bood aan mee te gaan in plaats van oom Hein. Na overleg vonden de Duitsers het goed als Hein zich maar goed verstopte. Ze namen elk vier stevige boterhammen mee en een deken. Ze moesten zogenaamd graan gaan dorsen in Walbeck.