De kerktoren gaat de lucht in
Zuster Verona: Op zondag 19 november was er geen heilige mis. De afgelopen nacht vertrokken veel soldaten, ook die van het Rode Kruis. Alle mensen waren blij. Gisteren cirkelden enkele Britse vliegtuigen vlak boven Meerlo.
Er werd gezegd dat het zwaar geschut voor onze deur zou vertrekken. Wat zou dat een geruststelling zijn, want het was een groot gevaar. Na de middag dreven de Duitsers ongeveer dertig stuks vee bij elkaar, koeien, kalveren en schapen. Ze gingen ermee op Tienray aan. Zuster Gertraud ving het regenwater op voor de was. Wat waren de kappen vuil. Tot nu toe hadden de zusters nog geen fijne was gedaan. Het gebeurde nu voor de eerste keer in ballingschap. Die nacht was het rustig, maar vandaag werd geregeld met tussenpozen geschoten. Zuster Jozefita was naar Klein Oirlo geweest. Alles was daar nog goed.
Zuster Verona: Wij mochten op 22 november 1944 niet buiten komen, want de Meerlose kerktoren zou men laten springen. Iedereen ging de kelder in. Toen de kerk vernield was, lag het puin op de straat bijna vijf meter hoog. Het altaar en de muur erachter stonden er nog! Wat een onheil hebben de Duitsers toch gebracht over de eenvoudige Limburgse dorpen.
Resie Peters zat op woensdag 22 november 1944 in één van de drie kelders onder de kerk. Ze had difterie en moest binnen blijven. Ze schrijft: De toren blazen ze op. We moeten allemaal watjes in de oren doen en het hoofd onder de dekens houden. Een paal wordt tegen de deur geplaatst voor de luchtdruk. We weten niet precies wanneer het gaat gebeuren. Er wordt gesproken over 13.00 uur. We liggen allemaal met een deken om op de grond. Net spoken in een spelonk hier in die half donkere kelder. Ik heb honger. Eindelijk om half zes vloog ie de lucht in. We hebben intussen wat gezongen, Marialiedjes voornamelijk. En toen de meesten weer stonden en hun deken afgegooid hadden, kwam de knal. Heel dof. Ik vloog met mijn gezicht in het kussen. Toen een gekraak en we vlogen op. Herademend, blij, dat ie er eindelijk lag. Idioot eigenlijk. Er hing een vreselijke stof in de kelder. De eerste minuten mochten we er niet uit. Ik kleedde me vlug aan en eruit! Van Heugtens huis viel wel mee, het stond er nog. Toen de straat op, het was een tragisch gezicht. De hele toren was één ruïne. De straat lag helemaal vol puin. Een wonder dat de huizen zo weinig geleden hadden. Toen ik goed en wel in de keuken zat, ik mocht opblijven, kwamen Bets en zus binnen stormen. Er was weer een razzia. De jongens weg en ik in bed. Ik vind het vreselijk weer in bed te liggen. Hopeloos.
Resie: Op donderdag 23 november 1944 was het in alle vroegte een herrie boven mijn hoofd. De mensen kwamen allemaal de kerk bezichtigen. De kinderen kwamen in alle vroegte binnenstormen. Ze hadden de haan gevonden. Ik kon het niet meer uithouden. Een hopeloze ruïne is de kerk. De gewelven zijn ingestort, behalve van het hoogkoor.
Het middenschip werd tijdelijk als noodkerk ingericht.
Er werden enkele bruggen verwoest.